HOE RUW IS DE STEEN?

 

Anatomie van de vrijmetselarij in Vlaanderen

 

auteur Rudolf Hecke

non-fictie

uitgeverij Ertsberg 2024

ISBN9789464984040

beoordeeld door Gerda Sterk

XXXX

 

Niet iedereen komt er rond voor uit dat hij of zij een vrijmetselaar is. Jean Paul van Bendegem doet dat wél, schrijft de inleiding en geeft regelmatig met naam en toenaam zijn mening.

 

Rudolf Hecke komt er ook rond voor uit: hij is geen vrijmetselaar of maçon, hij is een "profaan", die open en bereidwillig luistert naar de meningen van de vrijmetselaars. Deze besloten groep stelt zich erg discreet op, aldus Van Bendegem, wat resulteert in het feit dat niet iedereen met zijn of haar echte naam opgetekend wil worden. Het is een hechte groep, maar het is toegelaten resoluut van mening te verschillen en toch te blijven samenkomen en de rituelen (ritualen) samen uit te voeren. Hij geeft als belangrijk symbool de "broederketen". 

Hecke geeft toe dat er een (kleine) tempel aan boeken is uitgebracht over het onderwerp, maar zegt in zijn inleiding dat hij als profaan vragen gesteld heeft aan ingewijden, de maçons. Elk van hen verschaft individuele antwoorden op wat het betekent "te kappen aan de ruwe steen. Het is een symbool voor werken aan jezelf... zodat die steen later kan ingepast worden in ... de Tempel der Mensheid" en daarmee is de vreemde titel van het boek verklaard. Maar wie zijn de vrijmetselaars? Daarover gaat hoofdstuk I. De "werkplaats" kan een spons zijn die de eenzaamheid opzuigt, maar toch is je aanwezigheid in de werkplaats niet verplicht. Degenen die vooral een carrièreboost beogen, zijn niet echt welkom. In de beeldende taal die eigen is aan de auteur, geraken we in hoofdstuk II verzeild in de geschiedenis van de vrijmetselarij, met een begin op het eind van de 15de eeuw. Toen was geheimzinnigdoenerij geboden, want wat de heren met elkaar bespraken kon in tegenspraak zijn met de Bijbel. Vervolgingen waren altijd te vrezen, niet alleen in de renaissance, maar tot in 1789, het jaar van de Franse Revolutie. 

In hoofdstuk III wordt duidelijk gemaakt waarom je niet zonder meer toegelaten wordt tot de maçonnerie. Rik Pinxten geeft daarvoor een heldere uitleg: er staat veel op het spel. Je komt in aanraking met mensen die je niet kent en op basis van vertrouwen ga je met hen een emotionele en verstandelijke verbintenis aan.

In het volgende hoofdstuk wordt nagedacht over het elitaire karakter dat de vrijmetselarij altijd heeft uitgestraald. Wil je weten wat ervan aan is? Lees het boek! Hoofdstuk V ontwart het kluwen van benamingen die voor elke profaan vreemd zijn: wat is een obediëntie? Hoeveel zijn er in België? Waardoor onderscheiden ze zich? Wat is een Grootmeester? Een loge? Hoofdstuk VI behandelt het schisma, dat in V al voorkwam: er is een verschil tussen reguliere en irreguliere loges. En wat met de vrouw? Er zijn 8 bladzijden nodig om uit te leggen hoe het komt dat de vrouwen hebben moeten wachten tot 1930, eer er in Frankrijk een eerste vrouwelijke obediëntie werd opgericht. Heeft vrijmetselarij iets met politiek te maken? Je zou denken van wel, maar lees toch maar hoofdstuk VIII om te weten te komen hoe het echt in elkaar zit. Als je weet dat vrijmetselarij een humanistisch project is, dan is het doel misschien utopisch? 

Wat zijn Tempels en wat gebeurt daar? Waarom zijn er geen ramen, waarom treffen we er veel (Egyptische) symbolen aan? Is er sprake van hiërarchie? Wat is de betekenis van het "schootsvel", dat wit is voor de leerling? Wordt er samen gegeten en gedronken? In hoofdstuk XVI wordt duidelijk uit de meningen dat de basis van de vrijmetselarij geen religie is, al vertrouwen sommigen op een Opperbouwmeester. In de volgende hoofdstukken komen allerlei facetten aan bod. Bestaat het geheim van de vrijmetselarij? Is er sprake van een complot? Wordt de broederschap verdacht gemaakt zonder reden? Hoe zit het met de discretie, de filantropie, de interne rechtspraak? Wat is inslaapstelling? En tot slot: heeft de maçonnerie een toekomst?

Rudolf Hecke sluit af met "Harmonie boven gelijk", maar wie gelijkgestemden zoekt, is niet op zijn plaats in de vrijmetselarij. Neen, het is geen weerspiegeling van de maatschappij, maar dat is niet erg, want er is niets mis met een (goede) elite.
Doorheen het hele boek maken we kennis met de voorliefde van de vrijmetselarij voor symbolen: de titel is beeldspraak, maar de ondertitel evenzeer. Het oud-Griekse woord "anatomie" betekent "open" en "snede". Dat is wat Rudolf Hecke doet in dit boek: de bestudering (tot op het bot) van de structuur en de organisatie van dit organisme, de vrijmetselarij.

Bij de inleiding vinden we twee bladzijden met de namen of pseudoniemen van iedereen die zijn of haar mening gaf, samen met afkortingen die wijzen op hun status in de loge (zie voor de verklaring van bv. VGLB in hoofdstuk V). Namen die dikwijls terugkomen zijn Jean Paul Van Bendegem, Siegfried Bracke, Oscar De Wandel, en Bertrand B. Er zijn opvallend veel mensen met gepensioneerd, gewezen of emeritus achter hun naam, wat erop wijst dat het geen jongerenclub is. 

De literatuurlijst is beknopt. 

 

Karl Drabbe van uitgeverij Ertsberg heb ik intussen leren kennen en waarderen, al was het maar omwille van zijn keuze voor de plaats van de boekvoorstellingen. Dit boek werd gepresenteerd in een belangrijke "Tempel" in Brussel, vlakbij het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij in de Lakensestraat. Hij refereerde in zijn besluit aan dat andere boek "Levende Stenen" waarvan de boekvoorstelling doorging in de kathedraal van Antwerpen.



Rudolf Hecke

Rudolf Hecke (1961) is auteur, songschrijver en performer. Hij schreef een trilogie over Serge Gainsbourg en een boek over de sixties. Hij maakte zijn literair debuut met Wondenland samen met Dirk De Wachter. Hij is een meesterverteller, zijn lezingen worden alom geroemd. Bij Ertsberg verscheen van hem eerder 'Passie' (2022).